Gijs

Ik rij met een brok in mijn keel in alle vroegte naar de KIB. Een lange werkdag vol met problemen en uitdagingen zal volgen en ik zal op zijn vroegst rond 18.30 thuis zijn want we hebben patiëntenbespreking. En dat loopt altijd uit.

Vanmorgen heb ik Gijs uitgelaten volgens het ochtendritueel waar we ons allebei goed bij voelen. Gijs is mijn bijna 13-jarige hond. Ik weet sinds kort dat hij niet lang meer te leven heeft en sindsdien is niks meer hetzelfde. Hij loopt al langzamer, staat langer stil bij elke geurvlaag, maar dat geeft niet. Ik heb geen haast meer. Samen kijken we naar de zonsopgang die de lucht boven de Vecht oranje kleurt. Nou ja, ik kijk en ben weemoedig, hij snuffelt.

Mijn volle aandacht, presentie, zeggen ze hier op de KIB, geven aan patiënten is soms lastig als er thuis ook iets is waar ik mijn aandacht en zorg aan wil geven. En ze zitten op de KIB echt niet allemaal vol verwachting op me te wachten!

Gijs wel. Gijs zit nu de hele dag samen met onze andere hond, Zus, thuis. De hondenuitlaat is op de hoogte en zal vandaag op de hei extra goed op hem passen. Hij is toch al haar beste vriend. Want wie zit er altijd voorin het hondenuitlaatbusje… Juist.
Sinds hij ouder en ziek is wordt onze aanwezigheid door Gijs nog meer op prijs gesteld dan anders. Het geeft hem duidelijk rust. Dan kan hij echt gaan slapen, hoeft hij niet meer met een oud oor alert te blijven, dan nemen wij het over.

Ik voel aan alles dat ik een kort lontje heb door de situatie, ik ben in de rouw omdat mijn rooie grote vriend me gaat verlaten. En we waren nog zo lekker op weg. Door alle dagelijkse lange en korte wandelingen met hem raakt mijn hoofd altijd weer leeg en kan ik mijn werk aan. Niemand krijgt wat hij verdient op zulke dagen. Gijs niet, de patiënten niet en ik niet.

In deze bezwaarde gemoedstoestand zit ik aan het einde van de ochtend naast Jaap achter de computer. Jaap kan bijna met ontslag uit de KIB en verheugt zich daar enorm op. We hebben het over zijn nieuwe woning waar hij eerdaags naartoe kan en wat hij nog nodig heeft aan spullen. Hij heeft in ieder geval al iets voor aan de muur, een foto waar hij op staat met een puppy op zijn arm. Het wekelijkse bezoek van het dierenasiel op de afdeling met honden en katten is voor Jaap altijd een hoogtepunt. Hij houdt vooral van honden.

Ik vertel hem dat mijn hond ziek is en niet meer zo lang heeft te leven. Abrupt draait hij zich naar me toe en zegt: “Ach, liefje toch, wat is dat erg voor je” en aait daarbij heel zachtjes over mijn hoofd. “Ik weet hoe dat voelt, afscheid nemen, ga je snel weer naar hem toe?”

Ik ben niet waar ik wil zijn, maar ik voel mijn machteloosheid daarover verdwijnen.
Dankjewel Jaap.

Nb. En dankjewel Gijs, voor 13 jaar hondenvriendschap en minstens 20.000 wandelingen.